erfgoedforumbrugge
De oorsprong van dit merkwaardig complex gaat terug tot de geschiedenis van het bleken van het linnen zelfs vóór 1580 (de eerste kadasterregistratie ) en van de blekers met hun gezinnen. Het gaat meestal in de beginne althans om eenvoudige burgers van de Brugse stad maar zij hebben zich opgewerkt bij de modernisering van het bleken en het wassen en hebben mee de geschiedenis van Brugge verwezenlijkt.
Om de kadasterplannen en huisnrs te begrijpen is enige kennis nodig van adresseringssystemen van de huizen (bevolkinsregister) en van de nummering van de eigendommen (kadasterregister) .
(zie artikel hierover in 'Brugge' "KaartHuisMagis")
-
De stad was vroeger bestuurlijk ingedeeld in zes secties: Sint-Jans, Sint-Donaas, Onze-Lieve-Vrouw, Sint-Jakobs, Sint-Niklaas en Carmers. Per zestendeel werd een reeks registers opgemaakt waarin elk huis één startpagina kreeg. Het oud kadasternummer verwijst naar deze startpagina. Bv. JAN/0245 is het huis in het Sint-Janszestendeel op pagina 245. in ons geval OLV/0605 (= Oostmeers 105)
-
Het Oostenrijks huisnummer: dit was de eerste nummering van huizen in Brugge, ingevoerd in 1790. Dit gebeurde toen niet per straat maar per wijk. Een huisnummer bestond toen uit een sectieletter, een wijknummer en een huisnummer. Bv. B7/24 is het 24ste huis binnen de 7de wijk van de sectie B. Deze Oostenrijkse huisnummers waren tot 1866 in gebruik en staan vermeld op het kadastraal plan van Popp van 1865. In ons geval C8/39 (=Oostmeers 107): Sestendeel C (OLV), wijk 8, huisnr 39
de wijken die we zullen tegekomen zijn
C5 : gebied tussen de Begijnevest, Capucienereitje en de Boeveriestraat
C6 : gebied tussen de Begijnevest, het Eiland, Capucienereitje, en de Westmeers
C7 : gebied tussen de Begijnevest,Westmeers, Oostmeers en Sint-Obrechtsstraat.
C8 : gebied tussen de Begijnevest, Oostmeers, Zonnekemeers, Minnewater
C11:gebied tussen de Begijnevest, Minnewater, Arsenaalstraat en Katelijnestraat -
Het kadastraal perceelnummer van 1835, het moment waarop het hedendaags kadaster werd opgestart. Het bestaat uit de sectieletter en een volgnummer
In ons geval C-972 (= Oostmeers 107). Dit is nog ons huidig systeem zij het dat bij verkavelingen en dergelijk een kenletter werd bijgevoegd: C-972b. Ook onbebouwde terreinen kregen een kadasternr bijv. C-973 was de bleekweide die gebruikt werd door de bleeker in C-972. Merk op dat een namen register met het kadasternr verwijst naar de eigenaar en niet naar de huurder of pachter. Het bevolkingsregister met huisnr verwijst naar de bewoner in een bepaalde periode Bijv de Bleekweide C-973 is eigendom van het begijnhof maar werd gepacht door Ida en Alinda Bekemans die de Oostmeers 107 bewoonden. in het begin van de 20ste eeuw) -
Het huidig adres met straat en huisnummer werd in 1866 ingevoerd. Bedenk wel dat de huisnrs regelmatig werden aangepast aan bijgekomen of weggevallen huizen, straten of straat benamingen. bijv. De dr Joseph Sebrechtsstraat was daarvoor de Gasthuisstraat en daarvoor maar een iets andere ligging de Koegatstraat. Om het nog compexer te maken: onder de Franse bezetting kregen de straten een ander naam en de huizen een ander nr.
bijv de Oostmeers kreeg de naam "Grande rue du marais", de Koegatstraat werd de "passage du Béguinage".
Na deze eerder saaie maar nodige situering is het tijd om iets te vertellen over de blekersstiel. De bedoeling van het bleken is om het natuurlijke grauwe linnen witter te maken. Linnen is gemaakt van vlasvezels. Afhankelijk van de hoeveelheid zon en de invloed van de aarde tijdens het rootproces, is de grijsbruine kleur van een ongeverfd doek telkens anders. (cfr Internet Béthune et fils, linnenhandel Kortrijk) Het bleken maakt deel uit van de werkzaamheden voor het veredelen van vlasweefsels: het linnen of lijngewaad. Spinnen en weven van vlas was in West-Europa al bekend vanaf het derde millenium B.C. Vooral het linnen van de Keltische Morini was bij de Romeinen gegeerd (de noordzeekusten zijn ideaal voor de vlasteelt). In Vlaanderen kwam de productie en de export maar laat op gang gezien o.a. de concurrentie van de lakennijverheid. Pas in de 16de eeuw komt de linnennijverheid in Vlaanderen op gang en bloeide in de 18de eeuw. Na de Franse bezetting begin 19de eeuw en het begin 20ste eeuw begon de linnenproductie weer te verflauwen door het in ongebruik geraken van de natuurlijke linnen weefsels en dus had ook de blekerij zijn beste tijd gehad.
Het blijkt dat de drassige en laagegelegen Brugse weidegronden ideaal zijn voor het bleken: die gronden zijn gemakkelijk terug te vinden op de oude kaarten: de gronden aan de Meersen en Begijnhof, aan het Minnewater (de Arsenaalstraat), aan de Boeveriestraat, aan het einde van de Langerei Kalvariebergstraat en de Peterseliestraat. Het is ook daar waar we o.a. de telgen van de belende blekersfamilie Bekemans en Banckaert zullen terugvinden.
Na de Franse bezetting en de modernisering van de textielwerkzaamheden beginnen de lijnwaadweverijen zelf te bleken met chemische middelen (chloor)in plaats van water en zon. Maar niets is zo slim als een mens en onze blekers beginnen na 1820 het wit goed van de burgers te bleken. Het wassen is daar nog niet bij, het gebleekt witgoed wordt nat en al terugbezorgd aan de klanten. Bernardus Derudder in de Peterseliestraat (van de blekersfamili die we later nog zullen vermelde ) is een van de eersten om het linnen van burgers te bleken. Maar burgers zijn veeleisend en beginnen ook te vragen om hun linnengoed gewassen, gedroogd en gestreken terug te bezorgen. De blekerijen worden wasserij-blekerijen.
foto van de strijkerszaal van Bekemans rond 1912
Linnen bleken in het kort: Het bleekseizoen begon op 20 maart en liep tot 31 augustus. Dan alleen was het zonlicht sterk genoeg. In de wintermaanden ligt het bleken stil (te weinig sterke zon) en worden de grachten en de bleekweiden gereed gemaakt voor het volgende bleekseizoen. Eerst werd het linnen gemerkt, gesorteerd en gewogen. Logen en wringen Om het linnen schoon te krijgen werd het in een kuip met loog geweekt . Loog is een oplossing van het witte as van hard hout in water ; op die manier bekomt men een sterk basische oplossing. Zo kwam het ergste vuil los. Tussen deze loogbaden door werden de lappen linnen gespoeld in stromend water en uitgewrongen met de wringbok, een ijzeren spil, aangedreven door een rad. Na een aantal keren spoelen in houten kuipen en buiten uitleggen werd het linnen gedroogd. Nu volgde het logen in het looghuis. Daar werd het linnen gebroeid (= verhitten en weken)) in een koperen loogketel. De loog voor het broeien in deze loogketel met speciaal behandelde houtas. Deze as moest van te voren worden gestampt, gezeefd en gekookt in de koperen loogketel die op een ingemetseld fornuis stond, dat meestal gestookt werkt met turf. Dit loog werd, vermengd met water in loogkuipen van anderhalve meter hoog gedaan, waar het een dag of wat in moest broeien.Dat was een riskante fase in het bleekproces, omdat hierbij gemakkelijk de vezels konden worden aangetast. Er waren speciale loogers nodig die dit proces goed beheersten, want te heet, te lang in het loogbad, te sterk loog, zulke fouten konden alles bederven. Het was een kwestie van ervaring om dit werk goed te doen. Bleken Dan werd het linnen eruit genomen en uitgelegd op de bleekvelden, in het zonlicht.Het linnen wordt in stukken van ongeveer 70cm op de bleekweide te bleken gelegd in de zon Die hele bewerking duurt ongeveer 12 dagen. Gedurende die tijd moet het linnen voortdurend worden besprenkeld met water . Het water wordt uit de naburige grachten geschept (gelukkig waren de grachten toen nog niet bezoedeld). Het was belangrijk dat het linnen niet opdroogde, anders zou de zon gaten branden in de stof. Hiertoe werd het linnen voortdurend begoten met schoon water, dat met de gieter of hoosspaan uit de gietsloten werd geschept en over de lappen linnen gegooid. Een sterke knecht kon met de hoos het water wel 15 meter ver werpen. Tegen het wegwaaien gebruikte men veldstekken, houten pennen van anderhalve voet lengte, die door aan de stof genaaide lussen werden gestoken. Dit werd een aantal keren herhaald tot het linnen op deze manier niet schoner kon worden. De werking van het bleken in de zon berust op het feit dat de zuurstomeculen door het zonlicht zich binden met waterstof moleculen tot waterstofperoxyde (H2O2), een stof die een blekend effect heeft.
Nadien wordt het linnen terug naar de lijnwaadweverijen verzonden om verder afgewerkt te worden (meestal in het Kortrijkse maar ook in het buitenland). In de wintermaanden ligt het bleken stil (te weinig sterke zon) en worden de grachten en de bleekweiden gereed gemaakt voor het volgende bleekseizoen.
Hieronder een foto van de achterkant van de blekerij van Aimé Bekemans in de Peterseliestraat, die de bleekwerkzaamheden die verder besproken worden , aanschouwelijk weergeven .
Wassen en opnieuw logen Het wassen gebeurde met de "beste bleekerszeep", in tobbes in het washuis. Er werkten steeds 2 wasters aan een stuk linnen. In het washuis waren ramen, zodat men goed licht had op het werk. Na dit zeepen werd het linnen met tot 6 keer herhaling weer in de loog gelegd, gebleekt op het veld tot het wit genoeg was. Na het bleken worden de stukken linnen geklopt met een ronde houten hamer op een touwsteen(een groot stuk arduin). Touwen betekent hier (vol)tooien (cfr leertouwers). Blauwen en stijven Het fijnste linnen werd niet verder opgemaakt, andere soorten werden gesteven. Blauwsel maakte het wit nog witter. Na het uitlekken van het blauwselbad werd het linnen nog eens met de bok uitgewrongen.
foto van het washuis van Bekemans in een later stadium rond 1900. Bemerk ook de aandrijfriemen komende van de stoommachine. Drogen Tenslotte werd het linnen op een wagen naar de droogplaats gebracht . Hier werd het gelijkmatig gedroogd, om daarna opgerold te worden. Het werd verpakt in papier en in kisten verzonden.Nu was het linnen klaar voor verzending naar de handelaren of opdrachtgevers,
Het is interessant om de wasserij -blekerijen na te gaan die Brugge in 1880 rijk was. We tellen er 23. Verschillende van die namen en straten (vet gedrukt) zullen we later terugvinden in ons verhaal over de blekerijen in het Zuiden van Brugge.. ( naar een artikel van Emile Buysse in de Brugse Courant 24/03/1956)
Oostmeers:Bekemans,
Westmeers: Van den Bulcke
Wesmeers: Clincke ,
Zonnekemeers: Van Vyve ,
Arsenaalstraat:Verstraete
Arsenaalstraat : Derudder,
Katelijnevest: Banckaert,
Vispaanstraat: Loens,
Oude Gentweg: Juffrouw Druck,
Ganzenplaats: Maertens,
Peterseliestraat: Boereboom
Peterseliestraat: Derudder
Haarhakkerstraat: Dumalin
Gravenstraat:
Vandenkerckhove
Calvariebergstraat:
De Ketelaere
Calvariebergstraat:weduwe Bossier
Calvariebergstraat: Van Doorne
De lange Baliestraat: Lescrauwaet
Baliestraat: Coppens
Lange Rei: juffrouw De Breuck,
Lange rei: Van Dale
Lange Rei Isselé
Raamstraat: De Cloedt
.Bij de studie van de blekerijen kunnen we een aantal vaststellingen doen en evoluties volgen :
De blekers zijn meestal families van eenvoudige afkomst. Het bedrijf is zeer arbedisintensief denk maar aan het onderhoud van de grachten , het uitspannen van het linnen, het vochtig houden van stroken linnen en dit alles rekening houdend met de weeromstandigden . Later bij de overgang naar de wasserij-blekerijen komen daar ook het het strijk- en washuis huis bij met een veelvoud aan tewerkstelling .
We stellen vast dat de blekers nogal vaak trouwen met een meisje uit hun personeel : een strijkster, een naaister of uit families van vertrouwde beroepsgenoten. Daarom zien we dikwijls dezelfde familienamen verschijnen. Ook de voornamen worden generatie na generatie meegesleurd wat het moeilijk maakt om al de familiebanden tussen de blekers te volgen (denk maar aan al die Antonen Banckaert, een kat zou haar jongen niet terug vinden). Het vermelden van een tweede voornaam kan helpen maar wordt niet in alle documenten vermeld, daarom gebruiken we liever de geboorte data om het inderscheid te maken tussen al die Antonen.
Enkele families weten zich omhoog te werken op de sociale ladder, gebruik makend van de mechanisatie en de uitbreiding van de dienstverlening van de wasserijen met alles erop en eraan. Het begint bij het wassen van het vuil textiel bij de hogere burgerij om dan langzamerhand uit te breiden naar de midden klasse maar de fabrikanten van wasmachines voor de gezinnen beginnen ook hun deel op te eisen van de koek. Met specialisatie naar instellingen zoals voor hotels en legerafdelingen en naar toepassingen zoals het stomen en chemisch reinigen door doorgedreven mechanisatie kunnen sommige wasserijen nog door de verhoogde productiviteit het hoofd boven water houden .
In ons verhaal zien we die evolutie ook maar de meeste blekers die we volgeb zijn al verdwenen vooraleer ze die evolutie kunnen meemaken. Alleen de blekerij van de familie Bekemans, Van Vyve en Van Sevenant kunnen het uithouden tot het begin van de 20ste eeuw.
Op het einde van de 19de eeuw begint al het bleken met chloor en stoom het arbeidsintensieve bleken met zon en water te verdringen .
Als kenmerk van een zekere mate van automatisatie komen in ons verhaal de stoomgeneratoren en de stoere schoorstenen waarvoor de blekerijen Bekemans en Van Sevenant een vergunning aanvragen. Nog later zien we bij Van Sevenant de "electromobiel" waar electriciteit de energiebron wordt
Bronnen bij de websites van de blekerijen:
Stadsarchief Brugge bouwvergunningen
Bevolkingsregister: website stad Brugge en stads archief
kaartenhuis: website stad Brugge
historische kranten: website Brugge.
Brugse Parochies Jaak Rau en André Vande Walle
Een eeuw Brugge deel 1 en 2, Jaak Rau
Brugge, historische stedenatlas van Belgie, Marc Rijckaert
Stadsgezichten van Brugge stedelijk musea Dr.
A. Janssens de Bisthoven
800 jaar Sint-Janshospitaal ,
Hilde Lobelle/Marc Goetinck
Groen Brugge
Andries Van den Abeele website
wikipedia, definities
molenechos website
foto's beeldbank Brugge
foto's
eigen productie
foto's
Jos Demaree